Voorkeurshouding en ontwikkeling van de armen

Voorkeurshouding voelt een beetje als een uitgekauwd onderwerp, echter blijft daar zoveel over te vertellen. Vandaag de ontwikkeling van de handen en armen bij kinderen met een voorkeurshouding. Dit gaat namelijk anders dan bij kinderen zonder voorkeurshouding. Hoe dat zit, lees je hier.

 Ontwikkeling handen

Pasgeborene worden als een blanco blad geboren. Die moet je zien alsof ze heel plat gezegd, van voren niet weten dat ze van achteren leven. Baby’s hebben dus werkelijk geen idee wat ze met hun ledematen aan moeten. De eerste paar weken gaat bewegen van de armen en benen dan ook spontaan. Er is geen ‘doel’ aan de beweging wat een kind wil bewerkstelligen. Zo kan het dur voorkomen dat kinderen zichzelf in het gezicht slaan.

Leren bewegen

Om bijvoorbeeld iets met je armen te kunnen doen moet je leren dat je armen hebt. Dit leer je door trial and error. Door per ongeluk tegen een rammeltje van de baby gym aan te slaan ontstaat er geluid. Dit geluid hoort een kind en daarbij is er dus per ongeluk iets gebeurt door de arm te bewegen. Als dit vaak genoeg gebeurt leert een kind dat het iets met zijn of haar armen kan en dat dit iets tot gevolg heeft.

Lees ook: Verschil in spierkracht bij een voorkeurshouding

Om je arm te kunnen bewegen moet je ook zien wat je arm doet. Door je arm te zien bewegen en dat dit een gevolg, dit kan auditief, tactiel of visueel, gaat een kind leren dat die arm bij hem hoort. Als je je arm maar vaak genoeg voorbij ziet komen en daarna een beloning in de vorm van gevoel, zien of geluid te weeg brengt gaan ze dit vaker doen.

Dus door je arm te zien, hem iets te zien doen leer je dat deze arm bij jou hoort en ga je hem ook doelgericht inzetten.

Voorkeur

Als jij een voorkeurshouding hebt naar één zijde zien we vaker dat de ene arm meer beweegt dan de ander. Dit komt omdat een kind alleen de arm een voorkeurszijde goed ziet. De andere arm kan wel bewegen maar als jij maar ver genoeg van die arm afgedraaid ligt ga je niet zien dat die arm beweegt.

Lees ook: Waarom inbakeren het risico op heupdysplasie vergroot

Dit is dan ook de reden dat we in de arm aan de niet voorkeurszijde in beginsel vaak minder spontane bewegingen zien. Ook blijft soms de motoriek wat achter ten opzichte van de arm aan de voorkeurszijde.

Vaak lost dit zich, wanneer de voorkeur afneemt, vanzelf weer op. Soms heeft de arm net wat meer stimulatie nodig. Dit kan met simpele dingen als speelgoed meer aan die zijde aanbieden. Vaak zien we dat de voorkeur zich op die manier vanzelf oplost en er geen sprake meer is van een voorkeurshand.

Geef een antwoord